Wet toekomst pensioenen – het ouderdomspensioen
Per 1 juli 2023 wordt het huidige pensioenstelsel aangepast. Regelingen met een ingangsdatum later dan 1 juli 2023 moeten direct voldoen aan de vereisten van de Wet toekomst pensioenen en moeten vanaf dat moment gebaseerd zijn op beleggingen.
Premie als uitgangspunt
In het huidige stelsel heeft het grootste deel van de werkgevers een zgn. ‘aansprakenregeling’. Een regeling waarbij de te bereiken pensioenuitkering voor de medewerker vastligt. Hoe deze gegarandeerde uitkering gerealiseerd wordt, bepaalt de pensioenuitvoerder zelf.
In het nieuwe stelsel ligt alleen de in te leggen premie vast. Alle ingelegde premies worden toegevoegd aan een persoonlijke pensioenpot. Op de pensioendatum komt het bij elkaar gespaarde bedrag vrij en moet de medewerker er een pensioenuitkering voor aankopen.
Hoe hoog die pensioenuitkering uiteindelijk is, hangt o.a. af van de ingelegde premies, de behaalde rendementen, de rentestand en de ontwikkeling van de levensverwachting. Het aankopen van zo’n pensioenuitkering kan bij een verzekeraar, maar straks ook bij pensioenfondsen.
Niet alle werkgevers hebben dus zo’n ‘aansprakenregeling’. Een klein deel heeft al een regeling waarbij de premie het uitgangspunt is. Voor hen heeft de Wet toekomst pensioen ook gevolgen. Hierover lees je meer op de pagina ‘overgangsregelingen‘.
Maximaal 30% per jaar
De maximale inleg per jaar is 30% van de pensioengrondslag voor alle medewerkers. Een werkgever kan ook kiezen voor een lager percentage. De medewerker zou dan zélf een deel van zijn of haar pensioen kunnen regelen door extra in te leggen in de bestaande pensioenregeling of dat privé te doen met een lijfrente.
Tot 2038 is dit maximale percentage opgerekt tot 33% om werkgevers de mogelijkheid te geven om de medewerkers te compenseren die nadeel ondervinden van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel.